Attributie bias
In deze nieuwsbrief vragen de Angels aandacht voor de attributie bias bij het beoordelen van geleverde prestaties van mannen en vrouwen.
Vrouwen moeten over het algemeen meer bewijs leveren dan mannen om als even competent beoordeeld te worden.

Zo wordt hetzelfde CV positiever beoordeeld wanneer het van een man (John) komt dan van een vrouw (Jennifer).
En wordt hetzelfde architectonische ontwerp van een man als creatiever beoordeeld dan van een vrouw.
Dit kan onder ander verklaard worden doordat de prestaties van mannen en vrouwen aan andere oorzaken toegeschreven worden – de zogenoemde attributie bias.
Zelfs als de concrete informatie over relevante prestaties gelijk is, wordt deze informatie vaak anders geïnterpreteerd bij mannen dan bij vrouwen.
Goede prestaties worden bij mannen eerder gezien als teken van competentie. Wordt die zelfde prestatie door een vrouw geleverd, dan wordt dit vaker toegeschreven aan allerlei andere zaken. Bij een vrouw die goed gepresteerd heeft denken we bijvoorbeeld dat ze hard gewerkt heeft, geluk heeft gehad, of hulp van anderen heeft gekregen.


Dit kan ook meespelen bij het beoordelen van publicatielijsten van mannelijke en vrouwelijke onderzoekers. Gezamenlijke publicaties van vrouwen worden eerder toegeschreven aan de bijdrage van hun co-auteur of promotor, als ‘externe’ verklaring voor hun succes. Bij mannelijke onderzoekers gebeurt dit veel minder.
Dit bleek bijvoorbeeld zo te zijn in een recent onderzoek naar de impact van co-auteurschappen op loopbanen van mannen en vrouwen in de economie. Bij het verwerven van een vaste aanstelling krijgen vrouwen nagenoeg geen waardering voor samenwerkingen die resulteren in een co-auteurschap. Hun bijdrage wordt alleen erkend als zij de enige auteur zijn van een publicatie. Bij mannen zijn co-auteurschappen net zo waardevol als enig-auteurschappen voor het verkrijgen van een vaste aanstelling.

De verschillende manieren waarop we de prestaties van mannen en vrouwen bekijken brengen we ook op anderen over. Soms gebeurt dit heel subtiel. Bijvoorbeeld door de woorden die we kiezen om de prestaties van mannen en vrouwen te omschrijven in beoordelingen of aanbevelingsbrieven.
Zo zijn we geneigd het succes van mannen met een abstract persoonskenmerk aan te duiden (“hij is heel erg slim”), maar hetzelfde succes bij vrouwen veel concreter te omschrijven (“zij heeft daarover gepubliceerd”).

Ook al gebeurt dit vrij subtiel, die beschrijvingen vestigen toch een verschillende indruk bij anderen. Dit kan zelfs gebeuren zonder dat de ‘verteller’ of de ‘ontvanger’ het in de gaten hebben.
Deze kleine verschillen kunnen bias veroorzaken in beoordelingssituaties, en daarmee grote gevolgen hebben voor de uitkomsten van mannen en vrouwen, zelfs als ze gelijke prestaties leveren.
Zo is gebleken dat het taalgebruik in de evaluaties van kandidaten een rol speelt bij het vervullen van vacatures.
|